Log In
Historische Winkel  

kwadrat Doosjes en manden

De mensheid heeft vanaf het begin plantaardige vezels gebruikt om er gebruiksvoorwerpen van te maken. De ronde doosjes uit berkenbast die Ötzi bij zich had, waren uitstekend geschikt voor een tocht in de bergen. Anders dan vazen uit gebakken klei waren deze veel lichter en ze braken niet zo snel. In een van de twee doosjes bevonden zich ahornbladeren en daarin de naalden van dennenbomen en de jeneverbesstruik samen met stukjes houtskool.

Sporen van spiraalvlechtwerk, die wijzen op korfvlechten, vinden we al in de prehistorie. Er zijn in Nederland zogenaamde standvoet -en klokbekers gevonden die uit het Neolithicum (4500-1600 v.Chr.) zijn overgebleven. Ze vertonen aan de buitenkant ongeveer hetzelfde vlechtpatroon als het spiraalvlechtwerk uit onze tijd. Vanwege het vergankelijke materiaal zijn er weinig korven uit de prehistorie en de middeleeuwen bewaard gebleven. In de middeleeuwen worden wel vaak korven op schilderijen afgebeeld, o.a. op schilderijen van Jan Steen.
Manden maken is een van de oudste ambachten ter wereld en dateert van voor het pottenbakken en weven. Zodra de mens zich realiseerde dat hij iets nodig had om dingen in te bewaren, heeft hij alles wat aan natuurlijke materialen voorhanden was gebruikt om ze tot een soort mand te buigen of te vlechten. Welke materialen beschikbaar waren – wilgentenen, schaafstro, riet, wortels of zelfs boomschors – hing af van het klimaat.